de hazelworm.
In feite is onze hazelworm een pootloze hagedis. En dus geen slang! Zoals bij andere hagedissen zal ook hier de staart afbreken wanneer deze wordt vastgegrepen. Door dit verschijnsel, autotomie genaamd, verkreeg de hazelworm zijn wetenschappelijke naam: 'Anguis fragilis' of 'breekbare slang'. Het beestje heeft een totale lengte (lichaam en staart) van ongeveer 30 cm. De overgang van de vrij kleine kop naar de romp en van de romp naar de staart is geleidelijk, zodat de lichaamsdelen niet gemakkelijk kunnen worden onderscheiden. Op het eerste gezicht kan je dan ook denken met een slang te maken te hebben, maar dat is dus niet zo. De hazelworm is dan ook compleet ongevaarlijk en niet giftig!
leefwijze:
Half maart zullen de volwassen mannetjes weer ontwaken. Enkele weken later volgen de vrouwtjes en ook de niet-geslachtsrijpe dieren. Tijdens de maanden april en mei vinden de meeste paringen plaats. In deze periode zijn de mannetjes onderling vrij agressief. In augustus of september worden 6 tot 12 (uitzonderlijk tot 20) jongen geboren. De hazelworm is levendbarend: de eieren ontwikkelen zich in het moederlichaam. De wijfjes planten zich maar om de 2 jaar voort wat ze de soort kwetsbaar maakt. In oktober of november trekken de dieren zich terug voor hun winterrust. Meestal in broeihopen (hooi, compost,..). Je krijgt niet dikwijls de kans een hazelworm waar te nemen. De dieren leiden immers een eerder verborgen bestaan. Ze worden meestal aangetroffen onder stenen, boomstronken, stukken hout e.d. Wanneer deze schuilplaatsen door de zon worden beschenen, kunnen de dieren zich er opwarmen zonder zich aan gevaar te moeten blootstellen.
Op het menu staan vooral naaktslakken en aardwormen, maar een hazelworm is blijkbaar niet echt kieskeurig want ook spinnen, insecten worden opgegeten. De belangrijkste vijanden zijn kleine roofdieren, vogels (waaronder kippen) en niet te vergeten de mens.
De hazelworm heeft een voorkeur voor beboste biotopen. Dikwijls wordt hij gesignaleerd in overgangszones tussen bos en meer open stukken (grasland, heide), langs bospaden en in kapvlakten. Belangrijk is dat de bodem voldoende vochtig is. Dus valleien die met bossen zijn omgeven vormen een ideaal leefgebied.
dit is namelijk een hazelworm.