dierenweetjes
tijger

Ziezo een volgend ras.....Tijger

 

 Meer informatie over de Tijger

 

Gebit

 

Het gevaarlijkste wapen van de tijger is zijn gebit. Zijn gebit is typisch dat van een vleeseter. De vier lange hoektanden, scherp als dolken, vallen het meest op. Als hij die eenmaal in de nek van zijn slachtoffer heeft geplant, heeft het dier geen enkele kans meer om te ontsnappen. Vergeleken met die hoektanden zijn de snijtanden klein. Ze dienen dan ook niet om er het vlees mee te snijden, zoals wij dat doen. Daarvoor beschikt de tijger over doeltreffende knipkiezen in de buurt van zijn mondhoeken. Daar kunnen de kauwspieren de grootste kracht uitoefenen. Knipkiezen uit boven - en onderkaak werken samen als een schaar, waarmee de tijger het vlees in stukken snijdt. Met zijn voortanden schraapt hij de laatste vleesrestjes van de botten.

Waterdier

 

In tegenstelling tot de leeuw, zijn Afrikaanse verwant die in de droge savanne leeft, houdt de tijger zich bij voorkeur op in gebieden met veel water. Vooral in warme, tropische streken brengt hij elke dag vele uren in het water door om er af te koelen. Af en toe zoekt hij een droog plekje op, goed verborgen in het struikgewas, om er een dutje te doen. Wie de tijger alleen overdag bezig ziet, vindt hem misschien een lui beest. Dat is hij allerminst. Hij gebruikt de dag alleen maar om weer op krachten te komen van zijn nachtelijke jachtpartijen. Zodra de duisternis valt, trekt hij er weer op uit, vaak kilometers ver; sluipend en zwemmend door de moerassen, op zoek naar een prooi.

Camouflage

 

Dankzij zijn strepen, lijkt de okerrode vacht van de tijger op een camouflagepak. In de bamboebossen, de rietvelden en de moerassen waar hij woont, smelt zijn beeld helemaal samen met de achtergrond. Niemand merkt nog het verschil tussen het spel van zon en schaduw in de plantenstengels, of de nabootsing daarvan op de vacht van de tijger. Daardoor kan het dier ongemerkt tot vlakbij zijn prooi sluipen. Net zoals een huiskat dat doet, bespringt ook de tijger zijn prooi. Hij kan daarbij sprongen van vijf tot zes meter maken, soms springt hij wel tien meter ver. Eenmaal op dreef, houdt zelfs een hindernis van een hoogte van een meter tachtig hem niet tegen.


Leefwijze

 

In tegenstelling tot leeuwen, die in knusse gezinnetjes leven, kennen tijgers geen familieleven. Dat heeft met de voedselvoorziening en de jachtwijze van de tijger te maken. Tijgers jagen alleen en elk dier heeft een groot jachtdomein nodig om aan voldoende voedsel te komen. Alleen als de tijger een bronstige tijgerin opmerkt, gaat hij haar opzoeken om met haar te paren. Meestal is dat in de late winter of het vroege voorjaar. Alleen tijdens de paartijd, die zo'n twee tot drie maanden kan duren, blijven tijger en tijgerin in elkaar buurt. Al blijven ze intussen wel voor eigen rekening op jacht gaan.

Draagtijd

 

Na een draagtijd van ongeveer honderd dagen, werpt de tijgerin haar jongen. Gewoonlijk zijn het er twee, soms vier, een heel enkele keer nog meer. Twee maanden lang worden ze uitsluitend met melk gevoed, al blijft de moeder ze zogen tot ze vijf, zes maanden oud zijn. Tijgerinnen zijn prima moeders. Als de welpen twee tot drie jaar oud zijn, verlaten de jongeren hun moeder en gaan ze op zoek naar een eigen jachtgebied. Hoe noordelijker een tijger woont, hoe langer moeder en kind samenblijven. Bij Siberische tijgers verlaten de jongen hun moeder pas rond de leeftijd van zes jaar.

Woongebied

 

Tijgers voelen zich overal thuis, als er maar voldoende voedsel is, genoeg water en de nodige dekking in bos of struikgewas. Of zijn woongebied nu koud of warm is, in de vlakte ligt of juist in de bergen, de tijger past zich wel aan. Dus vind je tijgers zowel in de bergbossen van Oost-Siberië, in de rietvelden van China als in de regenwouden en de natte mangrovebossen van India en Zuidoost-Azië. Hij leeft zowel op zeeniveau als vier kilometer hoog in de Himalaya. Als er voldoende voedsel aanwezig is, blijft een tijger zijn territorium jarenlang trouw. Hij beheerst dan in zijn eentje een gebied van ongeveer vijftig vierkante kilometer. In voedselarme gebieden kan zijn jachtterrein vele keren groter zijn.


 

Soort en familie

 

Tijgers behoren tot de katachtige. Ze hebben een lenig jagerslichaam, gevaarlijke maar intrekbare klauwen, een snor met fijngevoelige tastharen, sterk gebit met vlijmscherpe hoektanden en onverbiddelijke knipkiezen. Ooit leefden er tijgers in heel Azië, van Oost-Turkije tot Mantsjoerije, van het Aralmeer tot Java, van Indië tot China. In de meeste van die gebieden zijn ze nu verdwenen. Van de acht ondersoorten zijn er drie soorten, namelijk de Javaanse, de Balinese en de Kaspische tijger, helemaal uitgestorven. De Chinese en de Sumatraanse tijger gaan dezelfde weg op en van de Siberische tijger zijn er nog maar enkele honderden exemplaren. Alleen van de Indo-Chinese en de Bengaalse tijger, ook koningstijger genoemd, zijn de aantallen iets groter. Wereldwijd schat men het aantal tijgers nu op zo'n zevenduizend.

Jacht

 

Een van de indrukwekkendste geluiden die je in de jungle kunt horen, is het gebrul van een tijger. Toch is de grootste van alle katachtige minder agressief dan je op het eerste gezicht zou denken. Natuurlijk jaagt de tijger; maar hij doodt slechts om zelf te overleven. Het grootste deel van zijn tijd besteedt hij aan het verzamelen van voedsel. Het is waar dat de tijger soms mensen aanvalt. In een tijgerreservaat in de Gangesdelta in India hebben de bosarbeiders daar iets op gevonden. Ze ontdekten dat een tijger mensen bijna altijd van achter aanvalt. Daarom dragen de meeste dorpelingen nu tijdens hun werk een aangezichtsmasker op hun achterhoofd. En dat werkt. Sinds vele jaren viel er daar geen slachtoffer meer onder de maskerdragers, terwijl de tijgers nog wel enkele tientallen ongemaskerde aanvielen.


Klauwen

 

Met zijn lange scherpe nagels slaat de tijger zijn prooi en haalt hij het slachtoffer naar zich toe om het met een beet in de nek of de keel af te maken. Net als alle katachtige, trekt de tijger deze vlijmscherpe nagels in terwijl hij loopt. Twee paar pezen trekken het laatste teenkootje, waar de nagel aan vast zit, omhoog. Zo loopt de tijger onhoorbaar zacht op zijn fluwelen zolen. Pas als er gevaar dreigt of als hij in de aanval gaat, flitst hij zijn nagels als knipmessen naar buiten, klaar om toe te slaan. Tijgers zijn teengangers. Dat wil zeggen dat bij het lopen alleen hun tenen de grond raken. Aan zijn voorpoten heeft hij vijf tenen, waarvan de 'duim' te kort is om de grond te raken. Aan de achterpoten heeft de tijger vier tenen.


Welpen

 

De tijgerin leert haar jongen alles wat ze nodig hebben om te overleven in de jungle. Voedsel verzamelen, op jacht gaan dus, staat boven aan het lesprogramma. In het begin vangt de tijgerin speciaal voor haar kleuters kleine prooidieren, die ze al spelend leren veroveren. Als de tijgerwelpen een half jaar oud zijn, mogen ze met moeder voor het eerst mee op jacht. Vaak bivakkeren ze dan lange tijd bij een prooi, tot er niets eetbaars meer van over blijft. Rond de leeftijd van elf maanden gaan jonge tijgers voor het eerst zelfstandig op jacht, al duurt het dan nog wel een tijdje voor ze een grote prooi alleen kunnen verschalken.

Zwemmen

 

De tijger is een goede zwemmer, net zoals bijna alle zoogdieren. Jonge tijgers leren het zwemmen spelenderwijs van hun ouders. Kort na de geboorte al kunnen ze zich spartelend boven water houden. Binnen de kortste keren veranderen ze in echte zwemkampioenen. In tegenstelling tot onze huiskatten, houden tijgers echt van water. Ze voelen er zich in thuis. Water biedt hun afkoeling tegen de tropische hitte en een goede schuilplaats van waaruit ze het wild kunnen bespieden. Vaak gaan ze in het water met succes hun prooi achterna. Dankzij hun prima zwemvermogen hebben tijgers zich kunnen verspreiden tot op Sumatra, Java en Bali, waarbij ze zwemmend brede zeestraten moesten oversteken. Op die eilanden ontwikkelden ze zich tot afzonderlijke ondersoorten.